Anton Sinke snijdt hout. In dit geval letterlijk. Als rechtgeaarde zeeuw snijdt hij in een lange traditie ‘paeremessen’. Deze messen – met een rijk versierd houten handvat, vaak met een stel paarden als bekroning – waren onderdeel van de zeeuwse mannenklederdracht. Vooral op Walcheren en Zuid-Beveland had vrijwel iedere boer een dergelijk mes en droeg dat ook altijd bij zich. Het was een veelzijdig stukje gereedschap dat werd gebruikt om een stuk brood of spek af te snijden tijdens de maaltijd, maar ook om het slik mee van je klompen te halen, een touwtje door te snijden of – in noodgevallen – een op hol geslagen paard mee los te snijden.
Het mes met een totale lengte van zo’n 30cm, past in een leren foudraal in een zijzak van de boerendracht. De mooiste messen worden gemaakt van palmhout (beter bekend als buxus) maar ook peren-, appel- of kersenhout wordt wel gebruikt. Het vruchthout is inheems eenvoudig te krijgen maar het palmhout komt uit Zuid- of Oost-Europa.
Het aardige van deze zeeuwse ‘paremessen’ is dat je, naast een aantal vaste elementen waaraan een dergelijk mes te herkennen is, als snijder een heel stuk ‘vrije ruimte’ heb. Deze ruimte wordt vaak gebruikt om iets te doen met het beroep van de opdrachtgever. Veel ploegende boeren dus en veel wagentjes met paarden ervoor, maar ook gereedschappen (niet alleen van de boer maar bijv. ook van de slager) en religieuze afbeeldingen. Naast de bekendste top-bekroning van 2 paarden die uit een trog eten (vandaar ‘paeremes’), wordt ook wel een leeuw gesneden. Onder de bekroning is een gedeelte uitgehold met spijltjes (het kooitje). In deze ruimte hoort een balletje achtergebleven te zijn (het zieltje) wat je goed moet horen rammelen als je met het mes schudt.
Klik hier om naar een overzicht van mijn messen te gaan