1964. Dammen omarmen het eiland Noord-Beveland en de boeren ruilen hun laatste arbeiders in voor machines. Voor Ko de Vos uit Colijnsplaat blijft alles bij het oude.
Ko is een boerenzoon en hij is een beetje anders. Zijn vader opvolgen zit er niet in, maar wat geeft dat? Hij heeft een heel andere roeping: stamboomonderzoek. Daarin is hij een kei. Van elke dorpsgenoot kent hij de wortel en de tak.
Ondanks de dagelijkse plagerijtjes voelt hij zich in zijn dorp aan de dijk helemaal thuis. Hij doet er boodschappen, gaat naar de kerk, de kapper, de dokter, de voddenboer. Voor de stambomen neemt hij de bus en voor familiebezoek de boot.
Genieten doet hij ook. Op zijn verjaardag mag hij een ruitje in de schuurdeur ingooien en op de kermis draait hij drie rondjes in de carrousel en koopt hij zijn drieënnegentigste teddybeer.
Verder blijft het rustig. Ko maakt zich alleen zorgen om zijn genealogische verzameling. Niemand minder dan de rijksarchivaris heeft daar belangstelling voor. Hij komt op bezoek en wil alles wel meenemen.